Examples of using "Naive" in a sentence and their dutch translations:
- Ik was naïef.
- Ik was lichtgelovig.
Hij was naïef.
- Ze was lichtgelovig.
- Zij was lichtgelovig.
Tom is naïef.
Wees niet naïef!
Tomás is ongelofelijk naïef.
- Wees niet zo naïef.
- Stop ermee zo naïef te zijn.
- Sami is erg naïef.
- Sami is heel naïef.
Tom is jong en naïef.
Sami zijn vriendin was zo naïef.
Ik ben niet naïef. Ik ben alleen optimistisch.
- Toentertijd was ik uiterst naïef.
- Destijds was ik uiterst naïef.
Je bent nog naïever dan ik dacht.
- Naar de hel met positiviteit. Je kunt niet zo naïef blijven.
- Naar de hel met positiviteit. Je kunt niet zo argeloos blijven.
Hou op mijn briljante idee stuk te praten, dat is helemaal niet onnozel!