Examples of using "Melon" in a sentence and their dutch translations:
Wie sneed de meloen?
Deze pompoen ruikt naar meloen.
Het is als klamme meloen.
Op de tafel ligt een meloen.
Dit is een nieuwe soort meloen.
Die meloen zal morgen goed om te eten zijn.
- Op de tafel ligt een meloen.
- Op de tafel ligt een bolhoed.