Translation of "Hid" in Dutch

Sami hid.

Sami verstopte zich.

- He hid himself behind the door.
- He hid behind the door.

Hij verborg zich achter de deur.

- I hid myself under the bed.
- I hid under the bed.

Ik verstopte me onder het bed.

Tom hid under the table.

Tom verstopte zich onder de tafel.

I hid under the table.

Ik heb me onder de tafel verstopt.

He hid behind the door.

Hij verborg zich achter de deur.

He hid under the table.

- Hij verstopte zich onder de tafel.
- Hij verschool zich onder de tafel.
- Hij verschuilde zich onder de tafel.

- He hid his sadness behind a smile.
- He hid his grief behind a smile.

Hij verborg zijn verdriet achter een glimlach.

A squirrel hid among the branches.

Een eekhoorntje verstopte zich tussen de takken.

I hid it under my bed.

Ik heb het onder mijn bed verborgen.

The murderer hid in the mountains.

De moordenaar verstopte zich in de bergen.

He hid himself behind the door.

Hij verborg zich achter de deur.

I hid myself under the bed.

Ik verstopte me onder het bed.

Tom hid himself behind the curtain.

Tom verstopte zich achter het gordijn.

Do you know where Tom hid?

Weet je waar Tom zich verstopt had?

You hid the truth from me.

Je hield de waarheid verborgen voor mij.

He didn't find what I hid.

Hij heeft wat ik verstopt heb niet gevonden.

He hid his sadness behind a smile.

Hij verborg zijn verdriet achter een glimlach.

The thief hid in the dark doorway.

De dief verborg zich in de donkere deuropening.

I hid in the woods all day.

Ik heb me de hele dag in de wildernis verborgen gehouden.

Maria hid her face in her hands.

Maria verborg haar gezicht in haar handen.

I saw where Tom hid his money.

Ik zag waar Tom zijn geld verborg.

I wonder where Tom hid his key.

Ik vraag me af waar Tom zijn sleutel verstopt heeft.

- He hid himself behind the door.
- He hid behind the door.
- He was hiding behind the door.

Hij verborg zich achter de deur.

Tom hid his money in a bureau drawer.

Tom verborg zijn geld in een bureaula.

I don't know where Tom hid the key.

Ik weet niet waar Tom de sleutel verborgen heeft.

- I assume you know where Tom hid the key.
- I assume that you know where Tom hid the key.

Ik veronderstel dat je weet waar Tom de sleutel verbergt.

He hid his emotions and pretended to be enthusiastic.

Hij verborg zijn emoties en deed alsof hij enthousiast was.

Tom hid the children's Christmas presents behind the couch.

Tom heeft de kerstcadeautjes van de kinderen achter de sofa verstopt.

Tom hid under his bed, but his mother found him.

Tom verstopte zich onder zijn bed, maar zijn moeder heeft hem gevonden.

He hid in the bushes so that they would not see him.

Hij verstopte zich in het struikgewas zodat ze hem niet zouden zien.

- Do you know where Tom was hiding?
- Do you know where Tom hid?

Weet je waar Tom zich verstopt had?

Tom knew Mary was looking for him, so he hid in the basement.

Tom wist dat Mary naar hem op zoek was dus verstopte hij zich in de kelder.

- A thief lurked in the dark doorway.
- The thief hid in the dark doorway.

De dief verborg zich in de donkere deuropening.