Examples of using "Deer" in a sentence and their dutch translations:
Mannelijke herten hebben een gewei.
Tom ging op hertenjacht.
De boogschutter doodde het hert.
Ze jaagden op herten en vossen.
Tom is een hertenjager.
De jager vilde het hert.
Een hinde is een vrouwelijk hert.
Er zijn veel herten in Nara.
We volgden het spoor dat het hert had achtergelaten.
Er zijn veel herten in Nara.
Schapen, runderen, herten. Ze komen er nooit meer uit.
De jager schiet herten en hazen.
Schapen, runderen, herten. Ze komen er nooit meer uit.
Paarden zijn in feite nauwer verwant aan neushoors en tapirs dan aan herten.