Translation of "Clock" in Dutch

- A clock stopped.
- The clock has stopped.
- The clock stopped.

De klok stopte.

- The clock has stopped.
- The clock stopped.

De klok stopte.

- Does that clock work?
- Is this clock working?

Werkt deze klok?

Fix the clock.

- Repareer de klok.
- Repareer het horloge.

- I am fixing the clock.
- I'm fixing the clock.

- Ik ben de klok aan het repareren.
- Ik repareer de klok.

- The clock is not working.
- The clock isn't working.

De klok werkt niet.

- Molly has a large clock.
- Molly has a big clock.

Molly heeft een grote klok.

- Tom repaired the broken clock.
- Tom fixed the broken clock.

Tom repareerde de kapotte klok.

There is no clock,

Er is geen klok,

The clock is wrong.

- De klok klopt niet.
- De klok staat niet goed.

This clock is broken.

- Deze klok doet het niet.
- Deze klok is kapot.

Whose clock is it?

Wiens klok is het?

This clock is mine.

Deze klok is van mij.

The clock is broken.

De klok is kapot.

The clock is fast.

De klok loopt voor.

The clock is slow.

De klok loopt achter.

The clock struck ten.

De klok sloeg tien.

Set the clock right.

Stel de klok goed in.

The clock strikes 4.

De klok slaat 4.

Tom fixed his clock.

Tom repareerde zijn klok.

Where is my clock?

Waar is mijn klok?

The clock was ticking.

- De klok tikte.
- De klok was aan het tikken.

Is that clock going?

Loopt die klok gelijk?

This clock is electric.

Dit uurwerk is elektrisch.

Is that clock working?

Werkt die klok?

This clock isn't working.

Dit uurwerk werk niet.

Does the clock work?

Werkt de klok?

It's an antique clock.

Het is een antieke klok.

I have a clock.

Ik heb een klok.

The clock is down.

De klok is stilgevallen.

- I bought Tom a clock.
- I bought a clock for Tom.

Ik heb een klok voor Tom gekocht.

- He has to fix the clock.
- He has to repair the clock.

Hij moet de klok herstellen.

The alarm clock is ringing.

De wekker loopt af.

Don't you see the clock?

- Zie je de klok niet?
- Ziet u de klok niet?
- Zien jullie de klok niet?

Tom looked at the clock.

Tom keek naar de klok.

He eats around the clock.

Hij eet de klok rond.

I bought her a clock.

Ik kocht een klok voor haar.

The clock is striking four.

De klok slaat vier.

This clock is rarely rung.

Deze klok wordt zelden geluid.

How much is this clock?

Hoeveel kost deze klok?

A clock has two hands.

Een klok heeft twee wijzers.

This is my alarm clock.

Dit is mijn wekker.

Tom repaired the broken clock.

Tom repareerde de kapotte klok.

Tom repaired a broken clock.

Tom repareerde een kapotte klok.

She gave him a clock.

Ze gaf hem een ​​klok.

[Bear] Remember, the clock is ticking.

De tijd dringt.

Is it open round the clock?

- Is het dag en nacht open?
- Is hij dag en nacht open?

That clock is one minute fast.

Die klok loopt één minuut voor.

The clock is ten minutes slow.

De klok loopt tien minuten achter.

The clock is made in Switzerland.

De klok is in Zwitserland gemaakt.

Fix the clock on the wall.

Repareer de klok.

- Fix the watch.
- Fix the clock.

Repareer het horloge.

Tom looked at the clock tower.

Tom keek naar de klokkentoren.

My clock needs to be fixed.

Mijn horloge moet worden gerepareerd.

He has to fix the clock.

Hij moet de klok herstellen.

The machine operates around the clock.

De machine werkt de hele dag door.

My clock is five minutes fast.

Mijn klok loopt vijf minuten voor.

The clock struck half past 12.

De klok sloeg half 1.

This clock is out of order.

Deze klok doet het niet.

Do you have an alarm clock?

- Heb je een wekker?
- Heeft u een wekker?
- Hebben jullie een wekker?

I bought a clock for Tom.

Ik heb een klok voor Tom gekocht.

The clock is ten minutes behind.

De klok loopt tien minuten achter.

The old clock is still in use.

- Het oude uurwerk is nog in gebruik.
- De oude klok wordt nog altijd gebruikt.

The alarm clock wakes me at seven.

De wekker wekt me om zeven uur.

There is a clock on the wall.

Er hangt een klok aan de muur.

- The clock is ticking.
- The clock's ticking.

- De klok tikt.
- De klok is aan het tikken.

The alarm clock is ten minutes fast.

De wekker loopt tien minuten voor.

The clock on that tower is accurate.

De torenklok loopt heel juist.

I checked the time on the clock.

Ik heb het uur nagekeken op de klok.