Examples of using "Chickens" in a sentence and their dutch translations:
Tom heeft kippen.
Doen kippen een plasje?
Vossen eten kippen.
Sommige mensen houden niet van kippen.
Vossen eten kippen.
De kippen zitten in het kippenhok.
Je moet het vel van de beer niet verkopen voor hij geschoten is.
Ik heb drie kippen in mijn huis.
denk ik aan scharrelkippen.
Het kippenhok vloog in brand, maar de kippen ontsnapten.
Men moet geen mosselen roepen, eer zij aan de kaai zijn.
We hebben twee honden, drie katten en zes kippen.
"Koeien geven ons melk, en kippen geven ons eieren." "Eigenlijk geven noch koeien noch kippen ons iets. We nemen het zonder hun toestemming."
Zijn de kippen plat als borden, was de tractor weer eens sneller.
Het adagium "Tel je kippen niet voor ze uit het ei zijn" was nog nooit zo treffend geweest.
"Ah, jij kleine dief!" zei de boer boos. "Dus jij bent degene die mijn kippen steelt!"