Examples of using "Bowl" in a sentence and their dutch translations:
- Bowl je?
- Bowlt u?
- Bowlen jullie?
- Kegelen jullie?
- Kegelt u?
- Kegel je?
- De Chiefs hebben de Super Bowl gewonnen.
- De Chiefs wonnen de Super Bowl.
Er zitten veel soorten snoep in de schaal.
Tom goot de melk in de kom.
De kom viel stuk op de grond.
De soep in de kom was heel lekker.
Er is nog genoeg slagroom over in de kom.
De Cardinals hebben nog maar één keer de Super Bowl bereikt.
Tom schonk wat melk in een kom voor zijn katten.
De Browns hebben nog nooit de Super Bowl bereikt.
Ik heb soms vrijgenomen van werk om de Super Bowl te kijken.
Ik wil een grote portie rijst, alstublieft.