Translation of "Baby" in Dutch

- The baby stopped crying.
- The baby ceased crying.
- The baby has stopped crying.

- De dreumes stopte met wenen.
- De baby hield op met huilen.

- Don't be a baby.
- Don't be a baby!

Gedraag je niet als een baby!

- The baby fell asleep.
- The baby has fallen asleep.

De baby viel in slaap.

- The baby started to cry.
- The baby started crying.

De baby begon te huilen.

- He's sleeping like a baby.
- He sleeps like a baby.

Hij slaapt als een roos.

- She sleeps like a baby.
- She's sleeping like a baby.

Ze slaapt als een roos.

- The baby is still sleeping.
- The baby continues to sleep.

De baby slaapt nog.

With my little baby

met mijn kleine baby,

She has a baby.

Ze heeft een baby.

The baby is asleep.

De baby is aan het slapen.

The baby is crawling.

De baby kruipt.

The baby fell asleep.

De baby viel in slaap.

The baby stopped crying.

- De dreumes stopte met wenen.
- De baby hield op met huilen.

Don't be a baby.

Wees geen kind.

That baby is Tom.

Die baby is Tom.

The baby is crying.

- De baby huilt.
- De baby is aan het huilen.

The baby ceased crying.

De baby hield op met huilen.

Lambs are baby sheep.

- Lammetjes zijn baby schapen.
- Lammeren zijn babyschapen.
- Lammetjes zijn babyschapen.

The baby was naked.

De baby was naakt.

The baby is healthy.

De baby is gezond.

- Our baby is not yet articulate.
- Our baby isn't speaking yet.

Onze baby kan nog niet praten.

- The baby kept crying all night.
- The baby cried all night.

De baby huilde de hele nacht door.

- The baby is asleep.
- The baby is sleeping.
- The baby's sleeping.

- De baby is aan het slapen.
- De zuigeling slaapt.

- The baby is growing teeth now.
- The baby is teething now.

Het kind krijgt nu tandjes.

- She gave birth to a healthy baby.
- She had a healthy baby.

- Ze is bevallen van een gezonde baby.
- Zij heeft een gezond kind ter wereld gebracht.

The baby still needs carrying,

De baby moet gedragen worden.

The baby cried all night.

De baby huilde de hele nacht door.

Why is the baby crying?

Waarom huilt de baby?

The baby doesn't walk yet.

- De dreumes loopt nog niet.
- De baby loopt nog niet.

Look at the sleeping baby.

Bekijk de slapende baby.

The baby cried for milk.

De baby weende om melk.

The baby began to crawl.

De baby begon te kruipen.

The mother kissed her baby.

De moeder kuste de baby.

Tom played with the baby.

- Tom speelde met de baby.
- Tom heeft met de baby gespeeld.

Did the baby wake up?

Is de baby wakker geworden?

A baby has delicate skin.

Een baby heeft een gevoelige huid.

Tom is a Baby Boomer.

Tom is een babyboomer.

Our baby was born healthy.

Onze baby is gezond geboren.

The baby started to cry.

De baby begon te huilen.

He's sleeping like a baby.

Hij slaapt als een roos.

I'm breast-feeding my baby.

Ik geef mijn baby borstvoeding.

She had a healthy baby.

Ze is bevallen van een gezonde baby.

Our baby isn't speaking yet.

Onze baby kan nog niet praten.

Mary is sewing baby clothes.

Maria naait babykleertjes.

My baby wants to talk.

Mijn baby wil praten.

Has the baby woken up?

Is de baby wakker geworden?

The baby is still sleeping.

De baby slaapt nog.

The baby has fallen asleep.

- De baby is in slaap gevallen.
- De baby viel in slaap.

He's just like a baby.

Hij is net als een baby.

Hold the baby very carefully.

Hou de baby erg voorzichtig vast.

Why is that baby crying?

Waarom huilt die baby?

They named her baby Jane.

Ze noemden haar kindje Jane.

They named their baby Jane.

Ze noemde hun baby Jane.

This baby is really cute!

Deze baby is echt schattig!

She's sleeping like a baby.

Ze slaapt als een roos.

Tom heard the baby crying.

Tom hoorde de baby huilen.

The baby began crying again.

De baby begon weer te huilen.

- She is going to have a baby.
- She's going to have a baby.

Ze verwacht een kind.

All the little baby frogs crunching.

Allemaal knapperige babykikkers.

And that baby mask is broken.

en dat babymasker is kapot.

The baby was ready to come.

De baby kon geboren worden.

Mom and baby were doing great.

Moeder en kind deden het goed.

The baby is able to walk.

De baby kan lopen.

I ate with my baby brother.

Ik at met mijn kleine broer.