Translation of "Maakte" in Spanish

0.009 sec.

Examples of using "Maakte" in a sentence and their spanish translations:

Ik maakte ontbijt.

Hice el desayuno.

Ik maakte bezwaar.

Objeté.

Ik maakte koekjes.

Hice galletitas.

Wat maakte het verschil?

¿Qué marcó la diferencia?

Ik maakte John gelukkig.

Hice feliz a John.

Ik maakte je wakker.

Te he despertado.

Ik maakte haar gelukkig.

La hice feliz.

Tom maakte veel fouten.

Tom cometió muchos errores.

Ze maakte hem gelukkig.

Ella le hizo feliz.

Tom maakte Maria bang.

Tom asustó a Mary.

Ze maakte hem rijk.

Ella lo hizo rico.

Tom maakte Maria doodsbang.

Tom aterrorizó a Mary.

Tom maakte Maria gelukkig.

Tom hizo feliz a Mary.

Ik maakte een grapje.

Estaba bromeando.

En dat maakte hen gelukkig.

y eso les hizo felices.

Het antwoord maakte mij boos.

La respuesta me irritó.

Het nieuws maakte hem blij.

La noticia le hizo feliz.

Ze maakte thee voor me.

Ella me preparó té.

Ik maakte mijn veters los.

- Me desabroché los cordones de los zapatos.
- Me solté los cordones de los zapatos.

Hij maakte een zegevierend gebaar.

Él hizo un gesto triunfante.

Het vliegtuig maakte een noodlanding.

- El avión hizo un aterrizaje forzoso.
- El avión hizo un aterrizaje de emergencia.

Ze maakte mij bittere verwijten.

Me hizo amargos reproches.

Moeder maakte ons middageten klaar.

Mamá nos preparó el almuerzo.

Dit antwoord maakte hem woedend.

Esta respuesta lo hizo enfadar.

Ik maakte het huis schoon.

Limpié la casa.

Ik maakte maar een grapje.

Solo estaba bromeando.

Je maakte het bad schoon.

Limpiaste la bañadera.

Ze maakte weer dezelfde fout.

Ella cometió otra vez el mismo error.

Je brief maakte me gelukkig.

Tu carta me hizo feliz.

Tom maakte zijn bed op.

Tom hizo su cama.

- Wat maakte je wakker?
- Wat maakte u wakker?
- Wat maakte jullie wakker?
- Wat wekte u?
- Wat wekte jullie?
- Wat wekte je?

- ¿Qué te ha despertado?
- ¿Qué te despertó?

- Ik dacht dat u een grapje maakte.
- Ik dacht dat je een grapje maakte.

Pensé que estabas bromeando.

En ik maakte er een kolossale.

Y yo cometí uno enorme.

Maar hij maakte een reeks blunders.

Pero cometió una serie de errores.

Maar toen maakte ik veel fouten.

Pero en ese momento, estaba cometiendo muchos errores.

Zij maakte de pop voor mij.

Ella hizo el muñeco para mí.

Hij maakte misbruik van mijn jeugd.

Él se aprovechó de mi juventud.

Zijn leugen maakte de zaak ingewikkeld.

Su mentira complicó la cosa.

Ik maakte er een puinhoop van.

La he liado parda.

Ik maakte een bureau van hout.

Hice un escritorio de madera.

Ik maakte haar aan het huilen.

La hice llorar.

Ze maakte vis klaar voor mij.

Ella me cocinó pescado.

Hij maakte haar een nieuwe jas.

Él hizo un nuevo abrigo para ella.

Ik maakte warme chocolademelk voor mezelf.

Me hice una taza de chocolate caliente.

Ze maakte dezelfde fout als voorheen.

Ella cometió el mismo error que antes.

Hij maakte een boekenplank voor haar.

Él le hizo una repisa.

Tom maakte Maria aan het huilen.

Tom hizo llorar a Mary.

Tom maakte Maria uit voor verrader.

Tom le dijo traidora a María.

Hij maakte zijn werk niet af.

- No terminó su trabajo.
- No concluyó su trabajo.

En toen... Mijn afdeling maakte valse documenten.

Y después, yo trabajaba en un servicio que falsificaba documentos

Facebook, je maakte een historische misstap hierin.

Facebook, tú estabas en el lado incorrecto de esta historia.

De koning maakte misbruik van zijn macht.

- El rey abusó de su poder.
- El rey abusaba de su poder.

De boot maakte water en kapseisde bijna.

El bote hacía agua y estuvo a punto de zozobrar.

De treinstaking maakte mij helemaal niet uit.

La huelga de trenes no me molestó en absoluto.

Mijn vader maakte me een heerlijk middagmaal.

Mi padre me hizo un delicioso almuerzo.

Hij zei niets, wat haar boos maakte.

Él no dijo nada, lo cual le hizo enfadar.

- Tom maakte overuren.
- Tom heeft overuren gemaakt.

Tomás trabajó horas extra.

Kate maakte haar huiswerk in de keuken.

Kate hizo su tarea en la cocina.

Mijn grootmoeder maakte me een nieuwe jurk.

Mi abuela me hizo un nuevo vestido.

Ik dacht dat je een grapje maakte.

Pensé que estabas bromeando.

Zijn toespraak maakte indruk op de toehoorders.

Su discurso conmovió al público.

Hij maakte de handdoek nat met water.

Mojó la toalla con agua.

- Ik heb koekjes gemaakt.
- Ik maakte koekjes.

Hice galletitas.

Georges zus maakte wat sandwiches voor me.

La hermana de Jorge me hizo un par de sándwichs.

- Tom maakte ontbijt.
- Tom heeft ontbijt gemaakt.

Tom hizo el desayuno.

- Ik maakte thee.
- Ik heb thee gemaakt.

Preparé té.

Hij maakte een gebaar met zijn hand.

Hizo un ademán con la mano.

Tom maakte zijn huiswerk in de keuken.

Tom hizo la tarea en la cocina.

Tom maakte zich kwaad op de kinderen.

Tom se enfureció con los niños.

Marilyn Monroes succes maakte haar niet gelukkig.

El éxito de Marilyn Monroe no la hizo feliz.

Hij maakte me opmerkzaam op het gevaar.

Él me alertó del peligro.

John maakte een wandeling langs de rivier.

John dio un paseo junto al río.

- Wat maakte je bang?
- Wat heeft je bang gemaakt?
- Wat maakte u bang?
- Wat maakte jullie bang?
- Wat heeft u bang gemaakt?
- Wat heeft jullie bang gemaakt?

¿Qué te asustó?

Harold Hardrada, je kunt alleen maar goed zeggen, hij stierf als een Viking, maakte grappen, maakte gedichten, haalde

Harold Hardrada, solo se puede decir bien, murió como un vikingo, haciendo bromas, haciendo poemas,