Translation of "Tijd" in Portuguese

0.014 sec.

Examples of using "Tijd" in a sentence and their portuguese translations:

- Verspil geen tijd.
- Verlies geen tijd.

- Não perca tempo.
- Não desperdice tempo.

- Heeft u tijd?
- Heb je tijd?

Você tem tempo?

- Geef hem tijd.
- Geef het tijd.

Dê-lhe tempo.

We gaan van tijd tot tijd vissen.

Vamos pescar de vez em quando.

Ja, het gebeurt van tijd tot tijd.

- Sim, acontece de tempos em tempos.
- Isso, ocorre de vez em quando.

- Je tijd raakt op.
- Uw tijd dringt.

Seu tempo está se esgotando.

- De tijd raakt op.
- De tijd dringt.

- O tempo está acabando.
- O tempo está correndo.
- O tempo está se esgotando.

- De tijd is snel gegaan.
- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.
- De tijd ging snel.

- O tempo passou bem rápido.
- O tempo passou muito rápido.
- O tempo passou muito depressa.

- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.

- O tempo passou bem rápido.
- O tempo passou muito rápido.

- Uw tijd is op.
- Je tijd is om.

Seu tempo acabou.

- Onze tijd is beperkt.
- Onze tijd is gelimiteerd.

O nosso tempo é limitado.

Van tijd tot tijd maken we een ritje.

De vez em quando vamos passear de carro.

Van tijd tot tijd belt hij me nog.

Ele ainda me liga de vez em quando.

- We hebben nog tijd.
- Er is nog tijd.

Mas temos tempo.

- Alles op zijn tijd.
- Alles heeft zijn tijd.

Há tempo para tudo.

De tijd dringt.

Lembre-se que o tempo está a passar.

Neem de tijd.

Não tenha pressa.

Verlies geen tijd.

- Não perca tempo.
- Não desperdice tempo.

Verspil geen tijd!

Não perca tempo!

Tom verspilt tijd.

Tom está perdendo tempo.

Het is tijd.

Está na hora.

De tijd vliegt.

O tempo voa.

Tijd is geld.

Tempo é dinheiro.

Geef hem tijd.

Dê-lhe tempo.

Ik heb tijd.

Eu tenho tempo.

Tijd brengt raad.

O tempo virá, nós tudo compreenderemos.

We hebben tijd.

Temos tempo.

Is het tijd?

Está na hora?

Heeft u tijd?

Você tem tempo?

Betaal op tijd!

- Pague em dia!
- Paguem em dia!

- De tijd raakte op.
- De tijd begon te dringen.

O tempo estava se esgotando.

- De tijd zal het zeggen.
- De tijd zal het uitwijzen.
- De tijd zal het leren.

- O tempo irá dizer.
- O tempo dirá.

- Zij spijbelen de hele tijd.
- Ze spijbelen de hele tijd.

Eles sempre faltam à escola.

- Ge hebt genoeg tijd gehad.
- Je hebt genoeg tijd gehad.

- Tu tinhas um bocado de tempo.
- Você estava com bastante tempo.

- We hebben echt geen tijd.
- Wij hebben echt geen tijd.

Nós realmente não temos tempo.

- Ze praatte de hele tijd.
- Ze sprak de hele tijd.

Ela falava o tempo todo.

Tijd voor een beslissing.

É altura de decidir!

Heb je dinsdag tijd?

Você está livre na terça?

De tijd is om.

O tempo acabou.

We hebben geen tijd.

Não temos tempo.

Wij hebben genoeg tijd.

Temos tempo suficiente.

Verspil mijn tijd niet.

Não desperdice meu tempo.

We hebben veel tijd.

- Temos muito tempo.
- Nós temos muito tempo.

Er is nog tijd.

Ainda há tempo.

Komt tijd, komt raad.

O tempo é o melhor conselheiro.

Ik heb geen tijd.

- Não tenho tempo.
- Eu não tenho tempo.

Ik verspil mijn tijd.

Estou perdendo meu tempo.

Alles heeft zijn tijd.

Tudo tem o seu tempo.

Verlies ik mijn tijd?

Eu estou desperdiçando meu tempo?

De tijd vloog voorbij.

O tempo voou.

Mijn tijd raakt op.

Falta-me tempo.

Heb je nu tijd?

Você tem tempo agora?

De tijd vloog snel.

- O tempo passou muito rápido.
- O tempo passou muito depressa.

Hoeveel tijd heb je?

Quanto tempo você tem?

We verliezen hier tijd.

Nós estamos perdendo tempo aqui.

Heb je morgen tijd?

Você tem tempo amanhã?

Ik heb nu tijd.

Eu estou livre agora.

Tom had geen tijd.

Tom não tinha tempo.

Ik verlies geen tijd.

Eu não perco tempo.

McClellan verspilde geen tijd.

McClellan não perdeu tempo.

Wie beveelt de tijd?

Quem manda no tempo?

De tijd ontbreekt me.

Não dá tempo.

Zij heeft geen tijd.

Ela não tem tempo.

Ze hebben geen tijd.

Eles não têm tempo.

Bedankt voor je tijd.

- Obrigado pelo seu tempo.
- Obrigada pelo seu tempo.

Hoeveel tijd sparen we?

Quanto tempo estamos economizando?

- Het vliegtuig steeg op tijd op.
- Het vliegtuig vertrok op tijd.

O avião decolou no horário correto.

- Ik heb geen tijd voor jou.
- Ik heb geen tijd voor jullie.
- Ik heb geen tijd voor u.

Não tenho tempo para você.

- Niets zo waardevol als de tijd.
- Niets is zo kostbaar als tijd.

- Não existe nada mais valioso que o tempo.
- Nada é mais precioso quanto o tempo.

- Ik verloor de tijd uit het oog.
- Ik ben de tijd vergeten.

- Eu perdi a noção do tempo.
- Perdi a noção do tempo.

- Hoeveel tijd besteden jullie op Facebook?
- Hoeveel tijd besteed je op Facebook?

Quanto tempo você passa no Facebook?

Tijd om te gaan slapen.

São horas de ir dormir.

Het is tijd voor actie.

Está na hora de avançar.

Tijd om zich te verzamelen.

Está na hora de se juntarem.