Translation of "Zet" in German

- Zet het af.
- Zet het uit.

- Drehe es zu.
- Mach das aus.
- Mach ihn aus.
- Mach sie aus.
- Mach es aus.

- Zet je schrap.
- Zet u schrap.

Bereiten Sie sich vor.

- Zet het uit, alsjeblieft!
- Zet het uit, alstublieft!

Bitte ausstellen!

- Zet uw hoed op!
- Zet je hoed op.

Setze deinen Hut auf!

- Zet het geluid uit.
- Zet het geluid stil.

Stell den Ton ab.

Zet het harder.

Mach es lauter.

- Gaat u zitten.
- Zet u, a.u.b.
- Alstublieft, zet u.

- Setzen Sie sich, bitte.
- Bitte setzen Sie sich.
- Bitte setzen Sie sich doch!
- Bitte nehmen Sie Platz.
- Nehmen Sie bitte Platz!

Ik zet wat koffie.

Ich mache etwas Kaffee.

Zet de tv aan.

Schalte den Fernseher an.

Zet de radio zachter.

Stell das Radio leiser.

Zet je hoed af.

Nimm deinen Hut ab!

Zet het geluid harder.

- Mach lauter.
- Macht lauter.
- Machen Sie lauter.
- Drehe die Lautstärke hoch.

Zet de muziek zachter!

Stell die Musik leiser!

Je bent aan zet.

Du bist am Zug.

Zet de muziek luider!

Dreh die Musik lauter!

Zet de muziek harder!

Dreh die Musik lauter!

Zet dat op papier.

Gib mir das schriftlich.

Zet het gewoon daar.

Leg’s einfach da hin.

Zet je neer, Kate.

Setz dich, Kate.

Zet het geluid uit.

Stell den Ton ab.

- Zet de motor af.
- Zet de motor uit.
- Stop de motor.

- Mach den Motor aus.
- Macht den Motor aus.
- Machen Sie den Motor aus.

- Zet het volume eens wat zachter.
- Zet het volume wat zachter alsjeblieft.
- Zet het geluid wat zachter alsjeblieft.

- Dreh bitte die Lautstärke runter.
- Drehe bitte die Lautstärke herunter!

- Zet je kopje op het schoteltje.
- Zet uw kop op het schoteltje.

Stell deine Tasse auf die Untertasse.

- Zet de tv af.
- Zet de tv uit.
- Doe de tv uit.

- Schalte den Fernseher aus.
- Schalt den Fernseher aus.

- Ik lees. Zet de televisie af!
- Ik lees. Zet de televisie uit!

Ich lese. Stell den Fernseher aus!

- Zet het volume wat zachter alsjeblieft.
- Zet het geluid wat zachter alsjeblieft.

Bitte mach etwas leiser.

Zet hem in de grond.

Wir stecken ihn in den Boden.

Zet de radio uit, alsjeblieft.

Schalte bitte das Radio aus.

- Gaat u zitten.
- Zet u.

Setz dich!

Zet de rijstkoker aan, alstublieft.

Schalte bitte den Reiskocher ein.

Zet u en rust wat.

Setz dich und ruh dich kurz aus.

Zet het nog niet uit.

- Mach es noch nicht aus.
- Mach ihn noch nicht aus.
- Mach sie noch nicht aus.

Zet dat op mijn rekening.

Fügen Sie das meiner Rechnung dazu.

Ik zet mijn hoed af.

Ich nehme den Hut ab.

Zet alstublieft uw hoed af.

- Bitte nehmen Sie Ihren Hut ab.
- Bitte nimm deinen Hut ab!
- Bitte nehmen Sie Ihren Hut ab!

Zet dat niet op tafel.

Stelle es nicht darauf!

Zet u op de bank.

- Setz dich auf die Bank.
- Setzen Sie sich auf die Bank.

Ik zet de radio zachter.

- Ich stelle das Radio leiser.
- Ich drehe den Ton des Radios herunter.

- Zet u, a.u.b.
- Alstublieft, zet u.
- Wilt u zo vriendelijk zijn te gaan zitten?

- Setzen Sie sich, bitte.
- Bitte setzen Sie sich.
- Bitte nehmen Sie Platz.
- Nehmen Sie bitte Platz!

Ik zet mijn volledige gewicht erop.

Ich stemme mich mit meinem ganzen Gewicht dagegen.

En het zet een ambitieuze doelstelling

Sie hat das ambitionierte Ziel,

Zet het niet op mijn schrijftafel.

- Leg es nicht auf meinen Schreibtisch!
- Nicht auf meinen Schreibtisch!
- Leg das nicht auf meinen Tisch!

Zet de auto in de garage.

- Stell das Auto in die Garage.
- Stellen Sie den Wagen in die Garage.

Zet je kopje op het schoteltje.

Stell deine Tasse auf die Untertasse.

Zet de woorden op alfabetische volgorde.

Sortiere die Wörter in alphabetischer Reihenfolge.

Zet de radio een beetje harder.

- Stell das Radio ein bisschen lauter.
- Mach das Radio ein bisschen lauter.

Zet de tomatensla in de koelkast.

Tu den Tomatensalat in den Kühlschrank.

Zet een kruisje voor je naam.

Mach vor deinem Namen ein Kreuz.

Zet het volume wat zachter alsjeblieft.

Dreh bitte die Lautstärke runter.

Zet dat maar op mijn rekening.

Bitte setzen Sie das auf meine Rechnung.

Zet de lamp op de tafel.

- Stell die Lampe auf den Tisch.
- Stellen Sie die Lampe auf den Tisch.

- Zet het op.
- Doe het aan.

- Setz es auf.
- Tu es drauf.
- Setz ihn auf.
- Zieh sie an.
- Setz sie auf.
- Setz sie dir auf.
- Zieh sie dir an.
- Setz ihn dir auf.

- Hou je vast.
- Zet je schrap.

Halt dich fest.

Zet de televisie niet luider alstublieft.

Bitte stelle den Fernseher nicht noch lauter.

Zet het volume eens wat zachter.

Dreh bitte die Lautstärke runter.

Ik lees. Zet de televisie af!

Ich lese. Stell den Fernseher aus!

- Zet dat op papier.
- Zet dat zwart op wit.
- Schrijf het op.
- Leg het schriftelijk vast.

Gib mir das schriftlich.

Zet me alsjeblieft bij het station af.

Bitte setze mich am Bahnhof ab.

- Ga zitten, Kate.
- Zet je neer, Kate.

Setz dich, Kate.

- Zet je verstand op scherp!
- Concentreer je!

Konzentriere dich!

En zet je voeten plat op de vloer

die Füße flach auf dem Boden abzustellen

Het moment dat je je gewicht erop zet.

Der Moment, in dem das ganzes Gewicht darauf lastet.

- Zet de tv uit.
- Doe de tv uit.

- Schalte den Fernseher aus.
- Schaltet den Fernseher aus.
- Schalt den Fernseher aus.
- Schalten Sie den Fernseher aus.

Het is laat. Zet dus de tv af.

Es ist spät — schalte den Fernseher aus!

Ik zet het geluid van de radio zachter.

- Ich stelle das Radio leiser.
- Ich drehe den Ton des Radios herunter.

Tom eet alles wat Maria op tafel zet.

- Tom isst alles, was Maria ihm auftischt.
- Tom isst alles, was Maria auf den Tisch stellt.

- Zet je hoed af.
- Doe je hoed af.

Nimm deinen Hut ab!

Hij zet hier zijn leven op het spel.

Er stellt bei dieser Sache sein Leben aufs Spiel.

- Doe de radio aan.
- Zet de radio aan.

Mach das Radio an.

- Doe je hoed op.
- Zet je hoed op.

- Setz deinen Hut auf.
- Setze deinen Hut auf!