Translation of "Tony" in English

Tony speelt.

Tony is playing.

- Ik heb Tony geholpen.
- Ik hielp Tony.

I helped Tony.

Wat doet Tony?

- What is Tony doing?
- What does Tony do?
- What's Tony doing?

Tony was gelukkig.

Tony was happy.

Waar is Tony?

Where's Tony?

Is Tony hier?

Is Tony here?

Het is Tony.

It's Tony.

Tony spreekt goed Engels.

Tony speaks English well.

Tony heeft het gebroken.

Tony broke it.

Tony is een snelle loper.

Tony is a fast runner.

Dit boek is van Tony.

- This book is Tony's.
- This book belongs to Tony.

Wat is dat? vroeg Tony.

- "What's this?" asked Tony.
- 'What is that?' asked Tony.

Tony zei: "Ik hou ervan."

Tony said, "I like it."

Gisteren speelde ik met Tony.

Yesterday I played with Tony.

Maar thuis noemen we hem Tony.

But we call him Tony at home.

Tony spreekt beter Engels dan ik.

Tony speaks English better than I do.

Dit is het boek van Tony.

- This is Tony's book.
- This book is Tony's.
- That's Tony's book.

Dat is het boek van Tony.

That's Tony's book.

Tony zei dat hij het niet weet.

Tony said he didn't know.

Wie rent het snelst, Ken of Tony?

Who runs faster, Ken or Tony?

Tony gaat soms op bezoek bij zijn familie.

Tony sometimes visited his family.

Hoewel Tony een Amerikaan is, kan hij geen Engels spreken.

Though Tony is American, he can't speak English.

Het lijkt erop dat Tony een dure auto heeft gekocht.

- It seems that Tony bought an expensive car.
- I've heard that Tony bought an expensive car.

Deze morgen heb ik Tony ontmoet op weg naar school.

I met Tony on my way school this morning.

Tony is een Amerikaan, maar hij kan geen Engels spreken.

Though Tony is American, he can't speak English.