Translation of "Tim" in English

0.002 sec.

Examples of using "Tim" in a sentence and their english translations:

Hij is Tim.

He is Tim.

- Tim schrijft als een linkshandige.
- Tim schrijft alsof hij linkshandig is.

Tim writes as if he were left-handed.

Tim schrijft als een linkshandige.

Tim writes as if he were left-handed.

Ik kan Tim niet vinden.

I can't find Tim.

We noemden de hond Tim.

We named the dog Tim.

Tim is de tweelingbroer van Tom.

Tim is Tom's twin brother.

Toms broer Tim is een tovenaar die bang is voor konijnen.

Tom's brother Tim is an enchanter who's scared of rabbits.

"Hou op te bedelen om een koekje, Tim," zei zijn moeder. "Je weet het: 'Kinderen die vragen, worden overgeslagen.'"

"Stop begging for a cookie, Tim," his mum said, "Remember, 'Children who ask get skipped.'"