Translation of "Kochten" in English

Wij kochten brood.

We bought bread.

Wij kochten wat brood.

We bought some bread.

Ze kochten een nieuwe auto.

They bought a new car.

We kochten een fles water.

We bought a bottle of water.

Ze kochten nieuwe tandenborstels voor zichzelf.

They bought themselves new toothbrushes.

Tom en Maria kochten elkaar kerstcadeaus.

Tom and Mary bought each other Christmas presents.

- Wij kochten brood.
- Wij hebben brood gekocht.

- We bought some bread.
- We bought bread.

Mijn ouders kochten een plek in Baja.

My parents bought a place in Baja.

- Je kocht een papegaai.
- Jullie kochten een papegaai.

You bought a parrot.

- Jullie kochten een papegaai.
- U kocht een papegaai.

You bought a parrot.

Daar kochten ze een huis in Paso de la Arena.

They bought a house there in Paso de la Arena.

Tom en Maria kochten hun kleinzoon een fiets voor Kerstmis.

Tom and Mary bought their grandson a bike for Christmas.

Tom en Maria kochten hun kleindochter een fiets voor Kerstmis.

Tom and Mary bought their granddaughter a bike for Christmas.

Tom en ik kochten onze tickets drie maanden van tevoren.

Tom and I bought our plane tickets three months in advance.

- Ze hebben een nieuwe stofzuiger gekocht.
- Ze kochten een nieuwe stofzuiger.

They bought a new vacuum cleaner.

- Ze kochten een nieuwe auto.
- Ze hebben een nieuwe auto gekocht.

They bought a new car.

- We kochten het in Boston.
- We hebben het in Boston gekocht.

We bought it in Boston.

- Mijn ouders kochten een plek in Baja.
- Mijn ouders hebben een plek in Baja gekocht.

My parents bought a place in Baja.

- Je hebt brood gekocht.
- U heeft brood gekocht.
- Jullie hebben brood gekocht.
- U kocht brood.
- Jij kocht brood.
- Jullie kochten brood.

You bought bread.

- Tom en Maria kochten John een fiets voor de kerst.
- Tom en Maria hebben John een fiets gekocht voor de kerst.

- Tom and Mary bought John a bicycle for Christmas.
- Tom and Mary bought John a bike for Christmas.