Examples of using "اسمه" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ken zijn naam.
- Ik weet zijn naam.
Ik weet hoe hij heet.
- Ik ben zijn naam vergeten.
- Ik ben haar naam kwijt.
- Ik ben zijn naam kwijt.
hij heet Bob Osteen --
Hij kan nauwelijks zijn naam schrijven.
-- hij heet Geshe Kelsang Gyatso --
Ik kan even niet op zijn naam komen.
De naam betekent letterlijk 'gifadem'...
Ik ken zijn naam niet.
Hij ontleent zijn naam aan een opvallend vertoon aan agressie.
Ik maakte een film genaamd The Great Dance met mijn broer.
Ik ken zijn naam niet.
en ontmoette de toekomstige keizer voor het eerst bij de belegering van Toulon, waar Napoleon naam maakte.