Examples of using "Ananas" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil ananas kopen.
Het is een ananas.
Ik eet graag ananas voor ontbijt.
Ananas is rijk aan citroenzuur.
Ik eet graag ananas.
Ik wilde vijf ananassen.
Ik wil een ananas kopen.
Je kunt de cocktail versieren met een kers of met ananas.
Deze vrucht heeft de vorm van een sinaasappel en smaakt als een ananas.