Translation of "Tocarlo" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "Tocarlo" in a sentence and their dutch translations:

- ¿Quieres tocarlo?
- ¿Quieren tocarlo?
- ¿Quiere usted tocarlo?

- Willen jullie het aanraken?
- Wil je het aanraken?

- ¿Quieren tocarlo?
- ¿Quiere usted tocarlo?

Willen jullie het aanraken?

¿Quieren tocarlo?

- Willen jullie het aanraken?
- Willen ze het aanraken?

¿Quieres tocarlo?

Wil je het eens aanraken?

- ¿Puedo tocarlo?
- ¿Puedo tocarla?

- Mag ik het aanraken?
- Kan ik het aanraken?
- Mag ik dit aanraken?

No debes tocarlo porque es muy frágil.

Je mag het niet aanraken, want het is breekbaar.

No debes tocarlo, porque se romperá con facilidad.

Je mag het niet aanraken, want het is breekbaar.