Examples of using "Rojas" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb de rode appels gegeten.
Haar wangen waren rood.
Appels zijn rood.
De rozen zijn rood.
Kersen zijn rood.
Zijn mijn oren rood?
Haar nagels zijn rood.
Ik vind rode rozen leuk.
Alle appels zijn rood.
Haar kamer heeft rode muren.
Appels zijn rood of groen.
Niet alle rode appels smaken hetzelfde.
Hij wil een rode bril.
Ik heb liever witte rozen dan rode.
Hij heeft rode puntjes overal op zijn lichaam.
De bladeren begonnen rood en geel te worden.
De rode lijnen op de kaart stellen spoorwegen voor.
- Appelen zijn gewoonlijk groen, geel of rood.
- Appels zijn gewoonlijk groen, geel of rood.
In de herfst kleuren de bladeren rood en goud.
In de herfst worden deze groene bladeren rood.
Ik heb liever witte rozen dan rode.
Al deze groene bladeren worden rood in de herfst.
Alle appels zijn rood.
Ze was in het rood gekleed.
Deze groene bladeren worden rood of geel in de herfst.
Enkele rozen in mijn tuin zijn wit, en andere zijn rood.