Translation of "Pegó" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "Pegó" in a sentence and their dutch translations:

Tom le pegó en la cara.

Tom stompte hem in het gezicht.

- Ella le pegó.
- Ella le golpeó.

Ze sloeg hem.

La pelota le pegó en el ojo.

De bal trof haar in het oog.

- Ella pegó un portazo.
- Ella azotó la puerta.

Ze sloeg de deur dicht.

Uno de ellos me pegó en la espalda.

Eén van hen sloeg me op de rug.

Tom pegó el botón de atrás de su camisa.

- Tom naaide de knoop weer op zijn shirt vast.
- Tom heeft de knoop weer op zijn shirt vastgenaaid.
- Tom heeft de knoop weer aan zijn overhemd genaaid.
- Tom naaide de knoop weer aan zijn overhemd.

- Tom tuvo un accidente.
- Tom se la pegó.
- Tom se estrelló.

- Tom is gecrasht.
- Tom crashte.
- Tom is neergestort.
- Tom is verongelukt.

- Lo abofeteé.
- Le pegó una bofetada.
- Le di una cachetada.
- Lo cacheteé.

Ik heb hem een oorvijg gegeven.

- Ella le pegó con un martillo.
- Ella le golpeó con un martillo.

Ze sloeg hem met een hamer.