Translation of "Martes" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Martes" in a sentence and their dutch translations:

¿El martes?

Dinsdag?

¿Ya es martes?

Is het al dinsdag?

- Llueve desde el martes.
- Está lloviendo desde el martes.

Het is aan het regenen sinds dinsdag.

¿Estás libre el martes?

Heb je dinsdag tijd?

Llueve desde el martes.

Het is aan het regenen sinds dinsdag.

¿Tienes tiempo el martes?

Heb je dinsdag tijd?

- Hoy es martes. Estoy comprando peces.
- Hoy es martes. Estoy comprando pescado.

Vandaag is het dinsdag. Ik ben vissen aan het kopen.

El martes llegamos a Rotterdam.

Dinsdag zijn we in Rotterdam aangekomen.

Ven el martes, si es posible.

Kom als het kan dinsdag.

El martes sí que hacía frío.

- Dinsdag was het immers koud.
- Dinsdag was het zeker koud.

Hoy es martes. Estoy comprando peces.

Vandaag is het dinsdag. Ik ben vissen aan het kopen.

Las clases empiezan el martes que viene.

De lessen beginnen volgende week dinsdag.

Si ayer fue lunes, hoy es martes.

Als gisteren maandag was, dan is het vandaag dinsdag.

Será fácil acabar este trabajo antes del martes.

Het gaat makkelijk worden dit werk voor dinsdag af te krijgen.

Pueden venir los lunes o martes, pero no los miércoles o jueves.

- Ze kunnen maandag of dinsdag komen, maar niet woensdag of donderdag.
- Ze kunnen komen op een maandag of een dinsdag, maar niet op een woensdag of een donderdag.
- Ze kunnen 's maandags of dinsdags komen, maar niet 's woensdags of donderdags.

Una semana esta dividida en siete días: Lunes, martes, miércoles, jueves viernes, sábado y domingo.

Een week is verdeeld in zeven dagen: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.

Lunes, martes, miércoles, jueves, viernes, sábado y domingo son los siete días de la semana.

Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag zijn de zeven dagen van de week.