Examples of using "Libre" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben vrij.
- Ben je vrij?
- Bent u vrij?
- Zijn jullie vrij?
- Ik ben vrij.
- Ik ben vrij!
Ik ben vrij.
- Ik heb nu tijd.
- Ik ben nu vrij.
Ik zal vrij zijn.
Ik ben vrij!
Bent u vrij?
- Je bent vrij.
- U bent vrij.
- Jullie zijn vrij.
Gratis toegang.
Ik zal vrij zijn.
Ik ben vrij op zondag.
Ik ben vandaag vrij.
Er is gratis bier.
Ik wil vrij zijn.
Tom is vrij.
Ik ben niet vrij.
Heb je nu tijd?
Ik ben vrij.
Ik ben nu vrij.
- Ben je morgen vrij?
- Bent u morgen vrij?
- Zijn jullie morgen vrij?
Ik ben nu vrij.
Hoe minder ik nodig heb om vrij te zijn, des te vrijer ik ben.
De badkamer is vrij hoor.
Ben je vrij dit weekend?
Hou volgende zondag vrij.
- Ik ben een vrije man.
- Ik ben een vrije mens.
- Ik ben een vrij mens.
Heb je dinsdag tijd?
Ik ben morgen niet vrij.
Ik ben vrij op zondag.
Vanmiddag ben ik vrij.
Ik voel dat ik vrij ben.
Is deze zitplaats vrij?
Morgen bent u vrij.
U mag gaan.
- Ben je vanavond vrij?
- Bent u vanavond vrij?
- Zijn jullie vanavond vrij?
Ik zal vrij zijn.
Is deze zitplaats vrij?
Vanavond ben ik vrij.
- Wat doe je in je vrije tijd?
- Wat doen jullie in je vrije tijd?
- Wat doet gij in uw vrije tijd?
- Wat doe je in je vrije tijd?
- Wat doen jullie in je vrije tijd?
- Wat doet gij in uw vrije tijd?
- Zaterdag is mijn vader vrij.
- Mijn vader heeft vrij op zaterdag.
- Je bent aan vakantie toe.
- U bent aan vakantie toe.
- Het wordt tijd voor vakantie.
- U hebt vakantie nodig.
- Hij heeft een week vrij genomen.
- Hij nam een week vrij.
Morgen is mijn vrije dag.
Op welke dag van de week ben je vrij, normaal gesproken?
- Gisteren had ik een dag vrijaf.
- Gisteren had ik een vrije dag.
- Train in de buitenlucht.
- Oefen in de buitenlucht.
- Leef ellendig, maar leef vrij.
- Leef arm maar leef vrij.
Hou volgende zondag vrij.
Je kunt vandaag vrij nemen.
Pardon, is deze stoel nog vrij?
Duitsland is een vrij land.
Ik ben over tien minuten vrij.