Examples of using "Lunes" in a sentence and their dutch translations:
- Vandaag is het maandag.
- Het is maandag.
- Vandaag is het maandag.
- Het is maandag.
Het is maandag.
En maandag dan?
Ik heb een hekel aan maandagen.
Vandaag is het maandag.
Is het vandaag maandag?
Gisteren was het maandag.
Vandaag is het maandag.
Maandag vertrek ik.
Tot maandag!
De lessen beginnen op maandag.
Ik hou van maandag!
Ik werk niet op maandag.
Ik zie je maandag.
Dat doen we iedere maandag.
Het is maandag, weet je.
Het examen begint komende maandag.
Vandaag is het maandag, dus zal ik doen wat ik altijd doe op maandag.
Het sneeuwde van maandag tot vrijdag.
's Maandags ben ik altijd depri.
Hij werkt van maandag tot vrijdag.
School gaat maandag open.
Ons vuilnis wordt iedere maandag afgehaald.
De volgende maandag is een vrije dag.
Ik ben hier sinds maandag.
Tot maandag!
Het sneeuwde van maandag tot vrijdag.
De lessen beginnen op maandag.
Tom heeft op maandag niet geoefend.
Ik moet maandag komen.
We zullen maandag met hem praten.
Ik zal hier voor maandag zijn.
- Maandag wordt waarschijnlijk een warme dag.
- Maandag wordt waarschijnlijk een hete dag.
We hebben maandag al postzegels gekocht.
Kan ik u komende maandag zien?
- Maandag is ze naar New York gereisd.
- Maandag is hij naar New York gereisd.
Op maandag is hij altijd thuis.
Zijn plan was om maandag te beginnen.
De school start de volgende maandag.
We vliegen maandag vanop Narita.
Na zondag komt maandag.
Ik ben vorige maandag gaan vissen.
Ten laatste maandag is hij terug.
Ik verveel me altijd op maandagavond.
"Ja, ik wil maandag een slechte dag hebben"?
De school start de volgende maandag.
Afgelopen maandag woonden wij een concert bij.
Helaas moet ik maandag naar de dokter.
Het sneeuwde van maandag tot vrijdag.
Wat doe je de volgende maandag?
Blijf in bed tot volgende maandag.
Het ticket is geldig tot en met maandag.
Tom stierf maandagmorgen.
Als gisteren maandag was, dan is het vandaag dinsdag.
Ik zie je maandag op school.
Ik zal komende maandag thuis zijn.
Ik werkte op zondag, dus ik had maandag vrij.
De eerste dag van de week is maandag.
Tom is hier sinds maandag niet geweest.
Ik ben alle dagen vrij, behalve op maandag.
Het museum is geopend van maandag tot vrijdag.
Tom heeft maandag een sollicitatiegesprek.
Ze is vaak te laat op school op maandag.