Examples of using "Jardín" in a sentence and their dutch translations:
"Mijn tuin is van mij!"
Wat een leuke tuin.
Ik kom uit de tuin.
- Wat een prachtige tuin.
- Wat een leuke tuin.
- Wat een prachtige tuin.
- Wat een leuke tuin.
Ik kom uit de tuin.
Die deur leidt naar de tuin.
Hadden we maar een tuin!
- Wat een prachtige tuin.
- Wat een leuke tuin.
We zijn in de tuin.
Mijn tuin is klein.
Deze tuin is prachtig.
Ik plant bonen in mijn tuin.
Ik plant bonen in mijn tuin.
Er loopt een konijn in de tuin.
Zij zijn in de tuin.
- Hij gaat naar de kleuterschool.
- Hij gaat naar de peuterspeelzaal.
Hij kweekt tomaten in zijn tuin.
In mijn tuin groeien er bramen.
Ze heeft hem om de tuin geleid.
Ze plukte bloemen in de tuin.
Elk huis had een tuin.
Ze kweken bloemen in de tuin.
Heeft het huis een tuin?
Hij besproeit de tuin.
Hij groef een gat in de tuin.
Er loopt een konijn in de tuin.
- Hij heeft een boom omgehakt in de tuin.
- Hij heeft een boom in de tuin geveld.
Mijn vader is nu in de tuin.
Wat jammer dat ik geen tuin heb!
Deze tuin is op zijn mooist in het voorjaar.
Ze heeft een bal gevonden in de tuin.
De rozen in de tuin staan in bloei.
Zijn er veel bloemen in deze tuin?
De tuin is leeg en bruin.
Hij werkt graag in de tuin.
De tuin moet gesproeid worden.
Ik heb een aantal standbeelden in mijn tuin.
Er was niemand in de tuin.
De tuin was vol met bloemen.
Zij zijn ook in de tuin.
Er waren geen rozen in de tuin.
Je tuin heeft wat aandacht nodig.
- De tuin was vol met bloemen.
- De tuin stond vol met bloemen.
Hij stond hen toe in de tuin te wandelen.
- De bloemen in de tuin zijn mooi.
- De bloemen in de tuin zijn prachtig.
Hij kweekt tomaten in zijn tuin.
Mijn vader is in de tuin.
Er zijn veel appelbomen in de tuin.
Mijn vader is voor het ogenblik in de tuin.
We planten alleen aarbeien in onze tuin.
Hij verzorgt met plezier de tuin.
Er zijn veel rozen in deze tuin.
Ik zal de tuin sproeien deze namiddag.
Ik vond hem aan het werk in de tuin.
De honden zijn in de tuin.
Deze deur geeft op de tuin uit.
Ik plant bonen in mijn tuin.
Onze hond begraaft zijn botten in de tuin.
Ik heb een appelboom geplant in mijn tuin.
- Hij heeft een boom omgehakt in de tuin.
- Hij heeft een boom in de tuin geveld.
Hij vond een bal in de tuin.
Alle bloemen in de tuin zijn geel.
Ik wil graag een kamer met uitzicht op de tuin.
De bloemen in de tuin zijn prachtig.
Hij groef een gat in de tuin.
De kerstman stond in de tuin.
Mijn vader tuiniert zondags.
Meneer White's tuin is groot.