Translation of "Empezar" in Dutch

0.044 sec.

Examples of using "Empezar" in a sentence and their dutch translations:

Deberíais empezar.

Jullie zouden moeten beginnen.

Quiero empezar.

Ik wil beginnen.

¿Puedo empezar?

Kan ik beginnen?

Acaba de empezar".

Het is nog maar net begonnen."

Voy a empezar.

Ik ga beginnen.

¿Puedes empezar mañana?

- Kan je morgen beginnen?
- Kun je morgen beginnen?

¿Cuándo querés empezar?

Wanneer wil je beginnen?

¿Cuándo podéis empezar?

Wanneer kunnen jullie beginnen?

Tenéis que empezar.

- U moet beginnen.
- Jullie moeten beginnen.

¡Tiene que empezar!

U moet beginnen.

- ¿Puedo empezar a comer ahora?
- ¿Ahora puedo empezar a comer?

Mag ik nu beginnen met eten?

Podemos empezar esta noche.

We kunnen vanavond beginnen.

Tienes que empezar inmediatamente.

- Ge moet onmiddellijk beginnen.
- Je moet meteen beginnen.

¿Cuándo te gustaría empezar?

Wanneer zou je willen beginnen?

¿Puedo empezar a comer?

Mag ik nu beginnen met eten?

- ¿Puedo comenzar?
- ¿Puedo empezar?

Kan ik beginnen?

- Recomenzaremos.
- Volveremos a empezar.

We zullen opnieuw beginnen.

Quisiera empezar haciendo unas preguntas.

Ik wil graag beginnen met een paar vragen.

Es empezar desde el corazón,

om uit te gaan van het hart,

¿Puedo empezar a comer ahora?

Mag ik nu beginnen met eten?

No sé por dónde empezar.

Ik weet niet waar te beginnen.

¿Ahora puedo empezar a comer?

Mag ik nu beginnen met eten?

Deben empezar a hacerlo diario.

Je moet beginnen dat iedere dag te doen.

Pero tengo que empezar la historia

Maar ik moet mijn verhaal beginnen

Decidí empezar a hacerme estas preguntas

besloot ik om dat soort vragen zelf te gaan stellen

Tenemos que empezar de una vez.

We moeten meteen beginnen.

Su plan era empezar el lunes.

Zijn plan was om maandag te beginnen.

Siempre es difícil empezar una carta.

Een brief beginnen is altijd moeilijk.

Tom esperó a Mary para empezar.

Tom wachtte tot Mary begon.

Vamos a empezar por el principio.

Laten we bij het begin beginnen.

Pero en lugar de empezar desde cero,

Maar in plaats van van voren af aan te beginnen

empezar hablando de por qué nos importa,

om te praten over waarom het zo belangrijk voor ons is,

Solo se necesita una grieta para empezar.

Een scheur is genoeg voor een begin.

Para empezar, tienes que dejar de fumar.

- Eerst moet je ophouden met roken.
- Eerst moet u ophouden met roken.
- Om te beginnen moet je stoppen met roken.

- Entonces vamos a empezar.
- Entonces empecemos.
- Entonces, ¡comencemos!

- Laten we beginnen.
- Laten we dan maar beginnen.

Deberíamos establecer unas reglas básicas antes de empezar.

We zouden enkele basisregels moeten vaststellen voor we eraan beginnen.

¿Por dónde empezar? ¿Qué tenemos que dejar ir?

Waar moet ik beginnen? Wat moet ik allemaal loslaten?

- ¿Estás listo para empezar?
- ¿Estás listo para partir?

Zijt ge klaar om te beginnen?

- Vuelve a empezar.
- Empieza de nuevo.
- Empieza otra vez.

Begin opnieuw.

No podemos empezar la reunión hasta tener un quórum.

We kunnen de vergadering niet openen voordat we het quorum bereikt hebben.

Imagina empezar a hipar y que no pudieras parar.

Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.

- Voy a empezar ahora mismo.
- Voy a comenzar ahora mismo.
- Yo voy a empezar ahora mismo.
- Yo voy a comenzar ahora mismo.

Ik ga meteen aan de slag.

Pero tenemos que empezar por centrarnos en las cosas correctas.

maar we moeten beginnen door op de juiste dingen te focussen.

Y luego tienes que empezar a pensar como un pulpo.

En dan moet je gaan denken als een octopus.

- Empecemos por el principio.
- Vamos a empezar por el principio.

Laten we bij het begin beginnen.

Hay que empezar a prepararse para la migración global de hoy.

We moeten ons vandaag beginnen voorbereiden op wereldwijde migratie.

A muchos estadounidenses les incomoda el silencio, y tienden a considerar el silencio en una conversación como una señal de que tienen que empezar a hablar.

Veel Amerikanen voelen zich ongemakkelijk bij een stilte, en ze beschouwen een stilte tijdens een gesprek als een teken dat ze zelf moeten beginnen te spreken.

Al fin van a empezar a pavimentar de nuevo el camino. ¡Ya era hora! Solo se podía ir zigzagueando si no querías que se te dañara la rueda por los hoyos en el camino.

Ze zijn eindelijk begonnen die weg opnieuw te asfalteren. Het werd ook tijd, zeg! Je kon er alleen nog zigzaggend fietsen als je geen slag in je wiel wilde krijgen van de gaten in het wegdek.

- No hay que empezar la casa por el tejado.
- No eches el carro antes de los bueyes.
- No hay que poner el carro delante de las mulas.
- No hay que poner el carro antes de los bueyes.

- Men moet het paard niet achter de wagen spannen.
- Je moet niet op de zaken vooruitlopen.