Examples of using "Aparcar" in a sentence and their dutch translations:
- Je kan hier parkeren.
- U kunt hier parkeren.
- Jullie kunnen hier parkeren.
Waar kan ik parkeren?
Waar kunnen we de auto parkeren?
Je kan hier parkeren.
Je kan je auto hier niet parkeren.
U mag hier niet parkeren.
Je kunt hier niet parkeren.
Waar kan ik parkeren?
Meneer, u mag daar niet parkeren.
Je kan je auto hier niet parkeren.
- Ge moogt de auto niet parkeren in deze straat.
- Je mag de auto niet in deze straat parkeren.
Waar kunnen we de auto parkeren?
Je mag niet op de stoep parkeren.
- Je kan hier parkeren.
- U kunt hier parkeren.
- Jullie kunnen hier parkeren.
Vertel me alstublieft waar ik mijn wagen moet parkeren.
Ik vroeg hem waar ik de auto kon parkeren.
Je kan je auto hier niet parkeren.
Het is niet toegestaan je auto hier te parkeren.
Je kan je auto hier niet parkeren.