Examples of using "Actor" in a sentence and their dutch translations:
- Hij is een acteur.
- Hij is een toneelspeler.
Ik ben een beroemde acteur.
Wie is je lievelingsacteur?
Als acteur krijg ik scripts.
Hij is ober en acteur.
Hij is ober en acteur.
Wie is jouw lievelingsacteur?
Harry is een Amerikaanse acteur.
Ik ben een beroemde acteur.
Hij is geen zanger, maar een acteur.
Brad Pitt is een acteur.
Hij is kelner en ook acteur.
- Ik heb nooit gehoord van die acteur.
- Ik heb nog nooit van deze acteur gehoord.
Hij is kelner, maar ook acteur.
Ik geloof niet dat hij een groot acteur is.
Hij is kelner en ook acteur.
Ik heb geluk dat ik een acteur ben.
Ik heb een vriend wiens vader een beroemd acteur is.
Tot nu had ik niets gehoord over deze acteur.