Examples of using "¿sonó" in a sentence and their dutch translations:
- Het rinkelde.
- Het heeft gerinkeld.
De wekker ging af.
De bel ging.
De sirene luidde.
De wekker ging af.
De telefoon rinkelde herhaaldelijk.
De telefoon ging een paar keer over.
De telefoon ging over terwijl ik onder de douche stond.
Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Toen ik aan mijn middagmaal bezig was, ging de telefoon.
De telefoon ging over terwijl ik onder de douche stond.
De klok luidde om acht uur.
De telefoon ging behoorlijk lang over.
De deurbel ging.
Terwijl ik in bad zat, belde de telefoon.
Plotseling ging het brandalarm af.
Mijn wekker ging vanmorgen niet af.
Terwijl ik in bad zat, belde de telefoon.
Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Ik keek naar de televisie toen de telefoon belde.
Ik was nog maar net thuis en toen ging de telefoon.
Ik keek naar de televisie toen de telefoon belde.
Ik ben blijven slapen want mijn wekker ging niet af.
Toen de telefoon ging, sprong hij uit bed.
Hij stond op het punt weg te gaan toen de telefoon ging.
- Ik was in bad toen de telefoon ging.
- Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Gisteren is de wekker niet afgelopen en Kurt is niet wakker geworden.
De telefoon ging juist toen zij op het punt stond te vertrekken.
De telefoon ging een paar keer over.