Examples of using "учишься" in a sentence and their dutch translations:
- Studeer je?
- Ben je aan het studeren?
- Studeren jullie?
- Studeer je?
- Ben je aan het studeren?
- Studeer je?
- Ben je aan het studeren?
- Studeren jullie?
Waarom studeer je?
Studeert u morgen?
Studeer je iedere dag?
Studeer of werk je?
Waar studeer je?
Je leert iedere dag iets nieuws.
Wanneer leer je?
Het is niet moeilijk als je studeert.
Leer je iedere dag?
Als je hard studeert heb je geen fotografisch geheugen nodig.
- Studeert u elke dag?
- Leer je iedere dag?
- Leert u iedere dag?