Examples of using "убраться" in a sentence and their dutch translations:
Ik moest van hier weg geraken.
Gelukt. Maar hij kan nu maar beter gaan.
Ik zou die kamer moeten schoonmaken.
Waarom gaan we hier niet weg?
Ik moet mijn kamer opruimen.
- Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.
- Ik moet onmiddellijk de badkamer schoonmaken.
Help je me even de kamer schoon te maken?
Hij moest zijn kamer opruimen.
We moeten de keuken schoonmaken.
- Je moet je kamer opruimen.
- Je moet je kamer kuisen.
Ik ben niet zeker of ik voldoende tijd heb om mijn kamer op te ruimen vooraleer ik naar school ga.
Je moet je kamer opruimen.