Examples of using "семьёй" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ken zijn familie.
- Ik ken haar familie.
- Ik ken haar gezin.
Hij wordt door de familie op handen gedragen.
Tom woont niet samen met zijn familie.
Hij woont niet bij zijn familie.
Tom woont met zijn familie.
- Ik ben altijd fier over mijn familie.
- Ik ben altijd trots op mijn familie.
Ik breng Kerstmis door met mijn familie.
Ik woon bij mijn familie.
Ik wil meer tijd met mijn gezin doorbrengen.
Ik woon met mijn familie in Boston.
Ik ken zijn familie.
Tom bracht Kerstmis door met zijn familie.
Mijn familie en ik wonen in Boston.
Ik wil meer tijd met mijn gezin doorbrengen.
Ik wou dat ik meer tijd met mijn familie zou kunnen doorbrengen.
Ik wil met mijn gezin naar Australië gaan.
Tom zal kerstavond met zijn familie doorbrengen.
- Ik woon met mijn gezin in Australië.
- Ik woon met mijn familie in Australië.
Ik wil meer tijd met mijn gezin doorbrengen.
Ik ken zijn familie.
Het is zo lang geleden sinds ik voor de laatste keer met mijn gezin naar Disneyland ben geweest.
- Ik ben altijd fier over mijn familie.
- Ik ben altijd trots op mijn familie.
- Tom koos ervoor om Kerstmis met Mary door te brengen in plaats van met zijn familie.
- Tom koos ervoor om Kerstmis met Mary door te brengen in plaats van met zijn gezin.
- Tom koos ervoor om kerst met Mary door te brengen in plaats van met zijn gezin.
- Tom koos ervoor om kerst met Mary door te brengen in plaats van met zijn familie.
De weinige vrije tijd die hij had, bracht hij door met zijn familie.
Hij kan zijn eigen familie niet beheren, laat staan een natie!