Examples of using "знаком" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ken zijn familie.
- Ik ken haar familie.
- Ik ken haar gezin.
Hij houdt van vlees.
De auteur is ons welbekend.
Ik ken hem.
Tom kent de staatssecretaris.
Hij is bekend met dat thema.
Tom kent zijn buren niet.
- Ik ken Toms weduwe.
- Ik ken de weduwe van Tom.
Ik ken mijn buren niet.
Dit is de benadering die de meeste professionals gevolgd hebben.
Ik ken hen.
Dit is mijn vriend. Kent u hem?
Tom kent iedereen.
Kent iemand van jullie Tom?
Tom kent Maria.
Ik heb Tom nooit gekend.
Ik ken je zoon.
Ik ken jouw broer.
- Kent ge zijn broer?
- Ken je zijn broer?
- Ik ken u niet.
- Ik ken je niet.
Tom zei dat hij Maria gekend had.
Ik ken zijn familie.
Het lijkt erop dat hij Ann kent.
Ik ken de vader van Maria.
Tom kent Mary's man.
Ik ken Toms zusje.
Ik ken ze persoonlijk.
Ik ken jullie niet.
Ik ken je moeder.
Ik ken Tom niet, maar ik ken zijn zus.
Tom kent Maria's vader.
Tom schijnt Mary te kennen.
Ken je zijn broer?
Ik ken haar niet.
Ik ken beide meisjes.
Ik ken beiden.
Ken jij zijn oudere broer?
Ik ken hem.
Je kent iedereen.
Ik heb van hem gehoord maar ik ken hem niet persoonlijk.
Tom kent zijn buren niet.
Tom kende Maria niet.
Ik kende Tom vorig jaar nog niet.
Ik ken haar niet.
Ik ken hem niet.
Ik ken u niet.
Tom zei dat hij Maria gekend had.
Ken jij zijn oudere broer?
Tom zei dat hij Maria kende.
Ken je het nieuwe liedje al?
Tom lijkt Maria niet te kennen.
De waarheid ligt in het midden van een heelal waarvan niemand de grenzen kent.
Tom zei dat hij Maria gekend had.
Ik ken hem al lang.
Ik ken Tom niet.
Kent iemand van jullie Tom?
Het is alsof ik Tom al jaren ken.
Ik ken hem niet.
Kennen jullie hem?
Ik ken haar.
Ik ken je niet.
Ik ken al mijn buren.
Ik ken je vader.
Ik ken Tom en Mary.
Ik ken zijn familie.
Ik ken aardig wat Canadezen.
- Ik ken uw broer heel goed.
- Ik ken je broer heel goed.
Dit is mijn vriend. Kent u hem?
Kende je hem?
Ik kende Tom vorig jaar nog niet.
Hij kent noch mij noch jullie.
Ik betwijfel of ik haar ken.
Ik deed net alsof ik haar niet kende.
Tom vroeg me of ik zijn vader kende.
Kent u hem?
Ik ken deze vrouwen niet.
Ik heb van hem gehoord maar ik ken hem niet persoonlijk.
- Ik ken je vader.
- Ik ken jullie vader.
- Ik ken uw vader.
- Kent u dat meisje?
- Ken je dat meisje?
- Kennen jullie dat meisje?
Ik kende Tom vorig jaar nog niet.
- Kent u dhr. Bingley?
- Ken je meneer Bingley?
Ken je zijn broer?
- Ken je Tom goed?
- Kent u Tom goed?
Ken je Toms zus?
Ken je Toms vader?
Ik ken geen van deze vijf dames.
- Ken je Tom?
- Kent u Tom?
- Kennen jullie Tom?
Ik denk dat je Tom kent.
- Je kent ze niet eens.
- U kent ze niet eens.
- Jullie kennen ze niet eens.
Ik ken niemand van hen.
Ken je Toms moeder?