Examples of using "компьютер" in a sentence and their dutch translations:
Een computer is een ingewikkelde machine.
De computer is nieuw.
De computer is vastgelopen.
Vervloekte computer!
- Mijn computer hangt vast.
- Mijn computer is vastgelopen.
Heeft u een computer?
Een computer is een ingewikkelde machine.
Ik wil een computer.
Dit is mijn computer.
Dit is Toms computer.
Ik heb de computer afgezet.
Neem je computer mee.
- Waar is Toms computer?
- Waar is de computer van Tom?
Waar is mijn computer?
Ik heb een computer nodig.
Tom zette de computer aan.
Mijn computer is vastgelopen.
Een computer zou u tijd doen uitsparen.
Van wie is deze computer?
Mijn computer gaat niet meer aan.
Heb je thuis een computer?
Jemig! M'n computer is alweer vastgelopen!
Ik moet een nieuwe computer kopen.
Wanneer heb je deze computer gekocht?
Die verdomde computer doet het niet.
Ze heeft een nieuwe computer gekocht.
Ik heb een computer.
Waarvoor heb je een computer nodig?
Dit is de computer van mijn moeder.
Hebben ze een computer?
Heeft zij een nieuwe computer?
Ik heb een nieuwe computer nodig.
Ik wil een pc.
Een virus heeft Toms computer besmet.
- Ik kan de computer niet repareren.
- Ik kan de computer niet herstellen.
Jemig! M'n computer is alweer vastgelopen!
Jouw computer is volledig onbeschermd.
Werkt uw nieuwe computer goed?
Mijn computer is mijn beste vriend.
Die verdomde computer doet het niet.
Ik moet een nieuwe computer kopen.
Een computer is niet meer levend dan een uurwerk.
De modem was in de computer ingebouwd.
Is deze computer met het internet verbonden?
Mijn computer gaat niet meer aan.
Deze computer werkt op batterijen.
Jemig! M'n computer is alweer vastgelopen!
Ik heb geen nieuwe computer nodig.
Ik heb een computer van de hoogste kwaliteit gekocht.
Mijn computer moet ergens goed voor zijn.
Mijn computer doet raar.
Een virus heeft Toms computer besmet.
Hoe hebt ge die computer betaald?
Een computer zou u tijd doen uitsparen.
Jij bent degene die suggereerde deze computer te kopen.
Computers worden vaak vergeleken met het menselijk brein.
Tom weet niet hoe de computer werkt.
Ik kan deze computer niet herstellen.
Eerst moet je je computer herstarten.
Tom denkt dat zijn computer bezeten is door een boze geest.
De nieuwe computer is tienmaal sneller dan de oude.
Ik kan de computer niet repareren.
Dat is de computer waarop hij zijn artikels schrijft.
Uw computer zal meerdere malen herstarten tijdens de installatie.
De computer spaart ons tijd en problemen.