Examples of using "играли" in a sentence and their dutch translations:
Ze speelden goed.
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
Tenniste je gisteren?
We waren in het park aan het spelen.
We speelden op het strand.
De kinderen speelden met magneten.
- De kinderen waren in de modder aan het spelen.
- De kinderen zaten in de modder te spelen.
De jongens speelden in de modder.
Ze speelden hier altijd tennis.
Enkele meisjes waren aan het tennissen.
We hebben gisteren gehonkbald.
We hebben gisteren getennist.
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
- Drie kinderen speelden in het park.
- Drie kinderen waren aan het spelen in het park.
Enkele meisjes waren aan het tennissen.
- Heb je gister baseball gespeeld?
- Heb je gisteren baseball gespeeld?
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
- Speelden ze ooit in Italië?
- Hebben ze ooit in Italië gespeeld?
Ze speelden honkbal in het park.
We hebben basketbal gespeeld in de turnzaal.
We speelden beter.
Ze speelden hier altijd tennis.
We schaakten vaak na de les.
Ze zaten om de tafel te kaarten.
Tom en Maria tennisten de hele dag.
Ze zaten om de tafel te kaarten.
We speelden honkbal.
Speelde je tennis?
- Tom en ik speelden maandag tennis.
- Tom en ik hebben maandag tennis gespeeld.
- Tenniste je gisteren?
- Heb je gisteren getennist?
Tom en Maria speelden samen in de zandbak en maakten zandkastelen.
We speelden schaak, niet zo zeer om van het spel te genieten, meer om de tijd te doden.