Examples of using "играла" in a sentence and their dutch translations:
Maria speelde.
Er was muziek.
Ze speelde basketbal.
Ze speelde viool.
Ik speelde.
Oostenrijk speelde tegen Australië.
Maria speelde de rol van een oude vrouw in de voorstelling.
De kat was aan het spelen met een levende muis.
Zij speelde elke zondag tennis.
Ze heeft vroeger basketbal gespeeld.
Zij speelde elke zondag tennis.
Tom had een glimlach op zijn gezicht.
Toen ik de kamer binnenkwam was ze piano aan het spelen.
- Ik speelde tennis.
- Ik tenniste.
- Ik heb gevoetbald.
- Ik speelde voetbal.
- Ik heb voetbal gespeeld.
Ik speelde gitaar.
Jane speelde geen tennis, nietwaar?
- Heb je gister baseball gespeeld?
- Heb je gisteren baseball gespeeld?
De kat speelde met de speelgoedmuis.
Ik speelde met vrienden.
Ik heb de hele dag getennist.
Ik heb tennis gespeeld met mijn broer.
- Ik speelde tennis.
- Ik tenniste.
Ik heb nooit gepokerd met Tom.
Ik speelde met mijn broer.