Examples of using "горит" in a sentence and their dutch translations:
Het licht is groen.
Het gebouw stond in brand.
Hout brandt gemakkelijk.
- Het licht staat op groen.
- Het licht is groen.
Je huis staat in brand!
Papier brandt snel.
Papier brandt gemakkelijk.
Het huis staat in brand.
Het bos brandt.
De struik staat in brand.
Het vuur brandt.
De boom brandt.
Wat staat er in brand?
- Het bed staat in brand!
- Het bed staat in vlammen!
Het huis staat in brand!
De wolkenkrabber staat in brand.
- Het verkeerslicht is groen.
- Het licht staat op groen.
- Waarom is het licht aan?
- Waarom is de lamp aan?
Er brandt iets.
Papier brandt gemakkelijk.
Kijk! Het boek brandt!
Tom! De auto staat in brand!
Mijn keel brandt.
Zwavel brandt met een blauwe vlam.
Droog hout brandt goed.
Waarschijnlijk brandt ze in de hel.
Je kan niks verbranden zonder zuurstof.
Och nee! Mijn huis staat in brand!
Steeds meer brand in het Amazonewoud.
Het licht is aan.
Wat is het verschil tussen een viool en een piano? Een piano brandt langer.
Het is altijd goed een vuur te stoken. Het houdt de roofdieren weg...
Het is altijd goed 'n vuur te maken. Het schrikt roofdieren af.
...want katoen brandt helder, maar niet erg lang.
Dat was een slecht idee. Katoen brandt niet erg lang.
Wat is het verschil tussen een viool en een piano? Een piano brandt langer.
- Waar rook is, is vuur.
- Men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan.
Het wordt hier moeilijker ademhalen. De fakkel brandt ook lang niet zo helder meer.