Examples of using "Зелёный" in a sentence and their dutch translations:
Het licht is groen.
- Het licht staat op groen.
- Het licht is groen.
- Het werd groen.
- Het verkeerslicht sprong op groen.
- Het stoplicht werd groen.
- Het werd groen.
- Het verkeerslicht sprong op groen.
Het werd groen.
Het is groen. Laten we oversteken.
De vlag is groen.
Groen -- niet ernstig.
- Het verkeerslicht is groen.
- Het licht staat op groen.
De heuvel is altijd groen.
De kleur van Esperanto is groen.
Deze banaan is groen.
Wacht tot het stoplicht groen is.
Groen staat je erg goed.
Groen is mijn lievelingskleur.
Groen staat Alice goed.
Ik hou van groene thee.
De tafel is groen.
- Het werd groen.
- Het verkeerslicht sprong op groen.
- Het stoplicht werd groen.
Tom verfde zijn haren groen.
Het hek is groen geverfd.
Dit is niet geel; het is groen.
De Hongaarse vlag is rood, wit en groen.
Dit is niet geel; het is groen.
Welke kleur heb je liever, blauw of groen?
Ze hebben het hek groen geverfd.
Ik eet nooit groene paprika.
Deze muur is groen geverfd.
Groen staat je goed.
We hebben de deur groen geverfd.
Ik verfde het hek groen.
De vlag van Brazilië is groen, geel en blauw.
Tom is rood-groen kleurenblind.
Wanneer het verkeerslicht op groen springt, mag je verdergaan.
Hij kan groen en blauw niet uit elkaar houden.
Je hoort de weg alleen over te steken als het licht groen is.
Ze haat groene paprika’s.
Het is groen.
Wat is jouw lievelingskleur, blauw of groen?
Ik heb een groene auto.
We hebben het huis groen geverfd.
Eerst roodachtige tinten, dan groen en geel, vervolgens blauw en oranje.
Het was donkergroen.