Examples of using "братом" in a sentence and their dutch translations:
Ik speelde met mijn broer.
Deel met je broer.
Ik speelde met mijn broer.
Ik speelde met mijn broer.
Ik ben fier op mijn broer.
Hij was fier op zijn broer.
Hij deelt een kamer met zijn broer.
Ik deel een woning met mijn broer.
Hij moest zijn slaapkamer met zijn broer delen.
Ik heb tennis gespeeld met mijn broer.
Ik at met mijn kleine broer.
Ik deel een woning met mijn broer.
- Ik ging naar de bioscoop met mijn broer.
- Ik was naar de bioscoop met mijn broer.
Ik word dikwijls vergeleken met mijn oudere broer.
Vergelijk me alsjeblieft niet met m'n broer.
Ik ken jouw broer.
- Kent ge zijn broer?
- Ken je zijn broer?
Ken je zijn broer?
Kent ge zijn broer?
Ik maakte een film genaamd The Great Dance met mijn broer.
Mijn broer en ik deelde de kamer.
Men kan hem niet onderscheiden van zijn broer.
Tom kreeg het aan de stok met Maria's broer en brak zijn neus.
Vergeleken bij zijn broer is hij niet zo wijs.
Ken je zijn broer?
Ken jij zijn oudere broer?
Wij zijn broer en zus.
Ken jij zijn oudere broer?
Hrolf wordt gedood door iemand die zijn neef Hjörvard lijkt te zijn geweest.
Tom heeft hem verward met zijn broer.
Toen ik een kleine jongen was ging ik vaak samen met mijn broer vissen aan de rivier.
- Ik ken uw broer heel goed.
- Ik ken je broer heel goed.
- Hij is niet mijn kozijn.
- Hij is niet mijn neef.
Ze stelde mij voor aan haar broer.