Examples of using "Придёшь" in a sentence and their dutch translations:
Kom je morgen?
Kom je morgen?
Wanneer kom je naar huis?
- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?
- Komt ge?
- Kom je?
- Komt u?
- Komen jullie?
Ik wist wel dat je zou komen.
Kom je pannenkoeken bij me eten?
Schiet op, dan zal je op tijd zijn.
Weet Tom dat je komt?
Betekent dit dat je niet komt helpen?
Ik had niet gedacht dat je zou komen.
Kom je?
- Ik hoop dat je zult komen.
- Ik hoop dat u zult komen.
Wanneer ga je komen?
Bel me zodra je thuiskomt.
Kom je niet naar huis?
Ik kan hier blijven tot je terug komt.
Kom je of niet?
Jij hebt beloofd te komen.
- Kom je?
- Komt u?
- Komen jullie?
Kom je alleen of neem je nog iemand mee?
Wanneer gaat u komen?
Ik had niet verwacht dat je zo vroeg komt.
Bezoek je ons binnenkort?
- Ik dacht dat je niet ging komen.
- Ik dacht toch dan je niet ging komen.
Ik wist wel dat je zou komen.
Ik had niet gedacht dat je zou komen.
Ik wist niet dat je zou komen.
Ik wist dat je niet ging komen.
Ik hoop dat je naar mijn verjaardagsfeestje zal komen.
Weet Tom dat je komt?
Ik hoop wel dat je nog een keer komt.