Examples of using "Нидерланды" in a sentence and their dutch translations:
Nederland is een klein land.
Nederland is een fietsland.
Nederland ranselt Spanje af.
Nederland en Spanje zijn allebei koninkrijken.
Wanneer kom je naar Nederland?
Nederland importeert koffie en katoen.
Nederland is een klein land.
Nederland ligt dicht bij het VK.
Is Duitsland zo mooi als Nederland?
Nederland heeft het wereldkampioenschap van 2010 gewonnen.
Nederland is beroemd om zijn windmolens, tulpen, houten klompen en grachten.
Ik had nog nooit een windmolen gezien totdat ik Nederland bezocht.