Examples of using "Umie" in a sentence and their dutch translations:
Hij kan zwemmen.
Tom kan zwemmen.
Hij kan lezen.
Bob kan koken.
Mary kan zwemmen.
Tom kan koken.
Tom kan nog niet zwemmen.
Tom kan snel rennen.
Hij kan niet tellen.
Hij kan autorijden.
Zij kan Spaans spreken.
Hij kan niet zwemmen.
Tom kan niet zwemmen.
Hij kan gitaar spelen.
Deze vogel kan vliegen.
Tom kan goed zwemmen.
Hij kan heel snel zwemmen.
Hij kan goed lezen.
Tom kan Frans spreken.
Ze kan heel goed naaien.
Tom kan niet rijden.
Ze kan niet zwemmen.
Mary kan Japans spreken.
Betty kan piano spelen.
Hij kan fluit spelen.
- Ze kan Japans spreken.
- Hij kan Japans spreken.
Mijn broer kan zeer snel lopen.
Toms hond kan goed zwemmen.
Tom kan nog niet rijden.
Tom kan niet tennissen.
David kan vloeiend Frans spreken.
- Hij kan goed Frans praten.
- Hij kan goed Frans spreken.
Hij kan niet erg snel rennen.
Weinig studenten kunnen Latijn lezen.
Hij spreekt ook Russisch.
Kan je moeder autorijden?
Jon kan geen gitaar spelen.
Bovendien kan hij Ivriet lezen.
Hij spreekt ook Frans.
Mary kan zwemmen.
Ze kan drie talen spreken.
Mike kan niet goed basketballen.
John kan niet goed Frans spreken.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
dat een octopus in gevangenschap verschillende mensen kan herkennen.
Ze kan Frans spreken.
Kan Tom koken?
Kan je je voorstellen hoe het leven zou zijn zonder televisie?
Een idioot kan meer vragen stellen dan tien wijze mensen kunnen beantwoorden.
Speelt zij piano?
Hij kan Frans spreken.