Examples of using "Student" in a sentence and their dutch translations:
Elke student heeft een kluisje.
- "Ken ik jou niet ergens van?" vroeg de student.
- "Ken ik u niet ergens van?" vroeg de student.
- "Ken ik jou niet ergens van?" vroeg de student.
- "Ken ik u niet ergens van?" vroeg de student.
Hoe meer tijd een student heeft om zich voor te bereiden, des te minder tijd besteedt hij daaraan.