Translation of "Ryż" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Ryż" in a sentence and their dutch translations:

Jem ryż.

- Ik eet rijst.
- Ik ben rijst aan het eten.
- Ik eet nu rijst.

Ugoruj ryż.

Kook de rijst.

On uprawia ryż.

Hij teelt rijst.

Tak gotujemy ryż.

- Dit is hoe we rijst koken.
- Zo koken we rijst.

Czy macie ryż?

Hebben jullie rijst?

Czy masz ryż?

Heb je rijst?

- Wolę ryż od chleba.
- Bardziej lubię ryż niż chleb.

Ik hou meer van rijst dan van brood.

Czy ma pan ryż?

Heeft u rijst?

Ryż zwykle jem pałeczkami.

Ik eet meestal rijst met stokjes.

Wolisz ryż biały czy brązowy?

- Heb je liever witte of bruine rijst?
- Hebben jullie liever witte of bruine rijst?

Ryż rośnie w ciepłych krajach.

Rijst groeit in warme landen.

Co pan woli: ryż czy pieczywo?

Wat heeft u liever: rijst of brood?