Translation of "Zima" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Zima" in a sentence and their dutch translations:

- Nadciąga zima.
- Zima nadchodzi.

- De winter is in aantocht.
- De winter komt.
- De winter komt eraan.

Zima nadchodzi.

- De winter is in aantocht.
- De winter komt.
- De winter komt eraan.

Trwa wczesna zima.

...is het net winter.

Późna zima na Svalbardzie.

Einde winter in Spitsbergen.

Zima wykonała najtrudniejsze zadanie.

De winter heeft het zware werk al gedaan.

Zima była wyjątkowo łaskawa.

De winter was buitengewoon zacht.

Ta zima była łagodna.

Deze winter was zacht.

- Powietrze dziś rano chłodne. Idzie zima.
- Powietrze jest chłodne dzisiejszego ranka. Nadchodzi zima.

De lucht voelt koud aan deze morgen. De winter staat voor de deur.

Zima to moja ulubiona pora roku.

- De winter is mijn lievelingsseizoen.
- De winter is mijn favoriete seizoen.

Zima dotarła do gór Patagonii w południowym Chile.

De winter heeft de bergen van Patagonië in Zuid-Chili bereikt.

Nawet w pobliżu biegunów zima nie trwa wiecznie.

Zelfs op de uiterste breedtegraden duurt de winter niet eeuwig.

Gdy zima się nasila, noce stają się jeszcze dłuższe.

Als de winter strenger wordt, worden de nachten nog langer.

Według prognozy długoterminowej wygląda na to, że zima będzie łagodna.

Volgens de langetijdsvoorspelling schijnt er een zachte winter aan te komen.