Translation of "Pomógł" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Pomógł" in a sentence and their dutch translations:

Tom pomógł.

- Tom hielp.
- Tom heeft geholpen.

- Pomógł mi się ruszyć.
- Pomógł mi w przeprowadzce.

Hij hielp me verhuizen.

Bob mi pomógł.

- Bob heeft mij geholpen.
- Bob heeft me geholpen.
- Bob hielp mij.

Kto pomógł Tomowi?

Wie hielp Tom?

Nikt mi nie pomógł.

Niemand heeft me geholpen.

Chcesz, żebym ci pomógł?

Wil je dat ik je help?

Jak byś pomógł Tom'owi?

Hoe zou jij Tom helpen?

Mój przyjaciel mi pomógł.

Mijn vriend heeft me geholpen.

On mi pomógł w przeprowadzce.

Hij hielp me verhuizen.

I nikt państwu nie pomógł?

En niemand heeft u geholpen?

Prawdziwy przyjaciel by mi pomógł.

Een echte vriend zou me geholpen hebben.

On pomógł mi zrobić moje domowe zadania.

Hij heeft mij mijn huiswerk helpen maken.

Stworzonego, aby pomógł nam lepiej zrozumieć naszą planetę.

ontworpen om ons onze eigen planeet beter te leren begrijpen.

Mogę poprosić Toma, żeby pomógł mi odrobić pracę domową.

- Ik zou Tom kunnen vragen me te helpen met mijn huiswerk.
- Ik zou Tom kunnen verzoeken me te helpen met mijn huistaak.