Examples of using "Obchodzi" in a sentence and their dutch translations:
- Wat maakt het uit?
- Wie kan het wat schelen?
- Wie maalt erom?
- Wie geeft erom?
Het kan me niet schelen wat je wilt.
Wie kan dat schelen?
Ik geef geen moer om wat je zegt!
Onze familie viert geen Kerstmis.
Het kan me niet schelen wat je met je geld doet.
Jouw verleden kan me niets schelen.