Examples of using "Coreano" in a sentence and their dutch translations:
Ik studeer Koreaans.
Ik ben Koreaan.
Ik spreek Koreaans.
Ik studeer Koreaans.
Ik leer Koreaans.
Mijn vriend leert Koreaans.
Ik ben Koreaan.
Mijn vriend leert Koreaans.
Koreaans leren is moeilijk.
Koreaans eten is meestal erg gekruid.
Mijn vriend leert Koreaans.
Japanees en Koreaans hebben iets gemeenschappelijks.
Noord-Korea wordt "Chosŏn" genoemd in het Koreaans.
Zuid-Korea wordt "Hanguk" genoemd in het Koreaans.
Er zijn overeenkomsten tussen Koreaans en Japans.