Examples of using "Tiéd" in a sentence and their dutch translations:
- De jouwe is daar.
- Die van jou is daar.
Laat me de jouwe zien!
- Je spreekt.
- U spreekt.
- Gij spreekt.
- Jullie spreken.
- Jij spreekt.
- Ge spreekt.
Het is voor jou.
- Is deze radio van u?
- Is dat uw radio?
- Welke zak is van jou?
- Welke tas is van jou?
Welke is van jou?
- Welk boek is van u?
- Welk boek is van jou?
Is dit jouw potlood?
- Welk huis is van jou?
- Welk huis is het jouwe?
Is deze auto van jou?
- Is dit jouw tas?
- Is dit uw tas?
Jij spreekt.
Die zijn alleen voor jou.
Het is van jou.
Mijn woning is gerieflijker dan de uwe.
Het is mijn schuld, niet de jouwe.
De jouwe is groter dan de mijne.
- Ik heet Ricardo, en jij?
- Ik heet Ricardo, en u?
- Ik heet Ricardo, en jullie?
Dat is mijn probleem, niet die van jou.
Welke is van jou?
Mijn horloge is preciezer dan het jouwe.
- Is dit uw auto?
- Is deze auto van jou?
- Mijn huis gelijkt op het uwe.
- Mijn huis lijkt op dat van jullie.
Deze jurk is goedkoper dan die van jou.
Ik denk dat dit van jou is.
Mijn vader is groter en sterker dan die van jou.
Welke tas is van jou?
- Jij bent aan de beurt.
- Jij bent.
- Het is jouw beurt.