Examples of using "Ránk" in a sentence and their dutch translations:
Ze schieten op ons.
Zij wachten op ons.
Je hebt ons nodig.
- Je kunt ons vertrouwen.
- Je kunt op ons rekenen.
- Hebben jullie gezien hoe zij naar jullie heeft gekeken?
- Hebben jullie gezien hoe zij jullie heeft aangekeken?
Zij wachten op ons.
We kunnen wel wat hulp gebruiken.
Wacht op ons.
- Weet jij waar Tom op ons wacht?
- Weet u waar Tom op ons wacht?
- Weten jullie waar Tom op ons wacht?
vermoedelijk niet omdat God minder boos op ons is geworden,
We kunnen tot op zekere hoogte voorspellen wat er aan gaat komen
Spijtig genoeg weten we nog niet wat ons te wachten staat.
Maar er is een zee vol ontdekkingen te verkennen in het holst van de nacht.
Maar het vreemde is dat als je dichter bij ze komt... ...je beseft dat we op veel manieren op elkaar lijken.