Examples of using "Látszol" in a sentence and their dutch translations:
- Ge ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet wat bleekjes vandaag.
- Je ziet er opgelucht uit.
- U ziet er opgelucht uit.
- Jullie zien er opgelucht uit.
- Je lijkt opgelucht.
- U lijkt opgelucht.
- Jullie lijken opgelucht.
Je ziet er gelukkig uit.
- Je ziet er mooi uit.
- Je ziet er knap uit.
Je ziet eruit alsof je boos bent.
- Ge ziet er dom uit.
- Je ziet er dom uit.
- Je ziet er Europees uit.
- U ziet er Europees uit.
- Jullie zien er Europees uit.
Je ziet er gelukkig uit vandaag.
- Ge ziet er heel bleek uit.
- Je ziet er erg bleek uit.
Je ziet er slaperig uit.
- Je ziet er moe uit.
- U ziet er moe uit.
- Je lijkt afstandelijk.
- U lijkt afstandelijk.
- Jullie lijken afstandelijk.
Je ziet er dom uit.