Translation of "Zurückgekommen" in Dutch

Tom ist zurückgekommen.

- Tom is terug.
- Tom is teruggekeerd.

Bist du zurückgekommen?

Je bent teruggekomen?

Ich bin zurückgekommen.

Ik ben teruggekomen.

Du bist zurückgekommen?

Je bent teruggekomen?

- Danke, dass ihr zurückgekommen seid.
- Danke, dass du zurückgekommen bist.
- Danke, dass Sie zurückgekommen sind.

Bedankt dat je teruggekomen bent.

Er ist gerade zurückgekommen.

Hij is net teruggekomen.

Wann ist er zurückgekommen?

Wanneer is hij teruggekomen?

Wir sind gerade zurückgekommen.

- We zijn net teruggekomen.
- We zijn net terug.

Wann bist du zurückgekommen?

- Wanneer ben je teruggekomen?
- Wanneer kwam je terug?

- Wann bist du aus Deutschland zurückgekommen?
- Wann seid ihr aus Deutschland zurückgekommen?
- Wann sind Sie aus Deutschland zurückgekommen?

- Wanneer ben je uit Duitsland teruggekomen?
- Wanneer ben je uit Duitsland weergekeerd?

Danke, dass du zurückgekommen bist.

Bedankt dat je teruggekomen bent.

Ich bin nach Japan zurückgekommen.

- Ik ben teruggegaan naar Japan.
- Ik keerde naar Japan terug.
- Ik ging terug naar Japan.
- Ik ben naar Japan teruggegaan.

Tom ist noch nicht zurückgekommen.

Tom is nog niet teruggekomen.

Tom ist aus Australien zurückgekommen.

Tom kwam terug uit Australië.

Wann seid ihr aus London zurückgekommen?

Wanneer bent u teruggekomen van Londen?

Er ist gerade aus dem Ausland zurückgekommen.

Hij is net vanuit het buitenland terug.

Wann bist du von deiner Reise zurückgekommen?

- Wanneer zijt ge teruggekomen van uw reis?
- Wanneer bent u teruggekomen van uw reis?

Ich bin gerade von der Post zurückgekommen.

Ik ben net terug van het postkantoor.

Tom ist zu Weihnachten aus Australien zurückgekommen.

Tom is teruggekomen uit Australië voor Kerstmis.

Um wie viel Uhr seid ihr zurückgekommen?

Hoe laat kwam u thuis?

Mike ist um fünf Uhr aus der Bücherei zurückgekommen.

Mike kwam om vijf uur in de bibliotheek terug.

- Ist Tom zurückgekehrt?
- Ist Tom zurückgekommen?
- Ist Tom wieder da?

- Is Tom teruggegaan?
- Is Tom al terug?

- Er ist aus China zurückgekommen.
- Er kehrte aus China zurück.

Hij is teruggekomen uit China.

- Er ist aus China zurückgekommen.
- Er ist aus China zurückgekehrt.

Hij is teruggekomen uit China.

- Unser Nachbar kam gerade zurück.
- Unser Nachbar ist soeben zurückgekommen.

- Onze buur kwam net terug.
- Onze buurman kwam net terug.

- Tom kam gestern aus Australien zurück.
- Tom ist gestern aus Australien zurückgekommen.

Tom is gisteren teruggekeerd uit Australië.

- Er ist aus China zurückgekommen.
- Er kehrte aus China zurück.
- Er ist aus China zurückgekehrt.

Hij is teruggekomen uit China.

- Ich bin nach Japan zurückgekommen.
- Ich kehrte zurück nach Japan.
- Ich bin nach Japan zurückgekehrt.

- Ik ben teruggegaan naar Japan.
- Ik ging terug naar Japan.
- Ik ben naar Japan teruggegaan.

- Unser Nachbar kam gerade zurück.
- Unser Nachbar ist soeben zurückgekommen.
- Unsere Nachbarin kam gerade zurück.

Onze buurman kwam net terug.